|
ZIJ VIELEN NAAMLOOS
Is het een troost te weten dat zij vielen Voor recht en vrijheid en ons hoogste goed En dat hun dood ons Volk weer zal bezielen Met nieuwe zekerheid en nieuwen moed ? De zekerheid : Wij zullen dit niet dragen De heerschappij van hun verdoemde wet ! Wij zijn verraden, wij zijn niet verslagen ! Steeds sterker groeit alom het vel verzet ! Wat baten muren en betonnen cellen Om te versmoren 't beste van ons land ? Zij zijn de bron, die wateren doet wellen Tot stormvloed, bruisend buiten rand en band ! Wat baart de moord aan al dit jonge leven ? Zij drinken kort, maar diep, uit 's levens bron. Zij hebben door hun sterven meer gegeven Dan veler jaren som ons geven kon. Zij vielen naamloos; maar wat zijn hier namen ? Zij zijn ons deel, zij zijn ons bloed, ons zaad, Om deze korrels balt een vuist zich samen In voor van bloed ontkiemt uit hen : de daad !
|
|